Op deze pagina heb ik wat spulletjes verzameld over de betreffende gebieden: Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland, maar eerst een stukje ontstaan:
Altijd leefden in onze Lage Landen mensen die zich moesten verweren tegen
de zee. Generatie na generatie probeerden ze een bestaan op te bouwen in het zuidwestelijk gedeelte
van de Lage Landen. Een kleine groep vestigde zich op een eiland in de ononderbroken woelende
monding van de Oosterschelde. Daar begint het verhaal.
Op een zandbank in de Oosterschelde groeide slijkgras. Dat gras hield slib vast. Het
land werd hoger. Toen kwamen de mensen en legden een dijk.
Het eiland
Orisant is in 1602 ingepolderd in opdracht van de twee oudste kinderen van Willem van Oranje. Dat
waren de door de Spanjaarden gegijzelde Filips-Willem en zijn zuster, tevens zaakwaarnemer, Maria
van Nassau. Dat gebeurde met de vlammen van de Tachtigjarige Oorlog op de achtergrond. De
Spanjaarden dreven de opstandige calvinisten in de Lage Landen bijeen. Laag! Niet meer dan een
modderig hoekje van Noordwest-Europa, waar de grote rivieren van het continent hun water naar de
zee brengen. Daar, in een ongezonde, natte wereld van schorren en veenmoerassen bouwden deze mensen
aan een veerkrachtige samenleving.
Het eiland Orisant bestaat niet meer.
Alleen in oude archieven vind je nog fragmenten tekst over de gebeurtenissen aldaar en het lot van
het eiland. Losse namen, aantekeningen, rekeningen. Mensen van Orisant, opgedoken uit de nooit
bezochte diepten van onze geschiedenis.
Een archipel van zand en slik
Het westen van
Nederland is ontstaan uit een moerassige delta waar, nog altijd, rivieren de zee ontmoeten. Tot
ongeveer het jaar 1200 had het water vrij spel. Toen kwam de mens. Vooral de katholieke kerk
investeerde in de bouw van dijken en het aanwinnen van nieuw land. Direct daarna kwamen omhoog
gevallen boeren die zich heren noemden. Ze bouwden houten palissades op hoogten en noemden dat
kastelen. Rond de eerste kapel en rond het kasteel ontstonden gemeenschappen.
De mensen organiseerden het verweer tegen de zee, per polder, dus volgens het principe van
'elk zijn dijk', en wat de buurman doet moet-ie zelf maar weten. Dat veroorzaakte nogal wat
waterstaatkundige ongelukken: vooral overstromingen. De gewone man betaalde de tol. De eigenaren
zaten ver weg, in het klooster, of hoog en droog, in hun burcht. Wind en water schiepen in
zuidwest-Nederland een altijd bewegende archipel van eilanden en schiereilanden. Hoeveel keer er
ook mensen verdronken, er kwamen altijd weer nieuwe pioniers terug. En altijd hadden ze en schop
bij zich. Ze roeiden naar zandplaten en naar hoge banken waar groene schorren het leven boven de
vloed deden groeien. Vaak kwamen eerst de herders. Met hun beweiding maakten ze de schorren rijp
voor bedijking.
Zo werden de zandplaten polders. Sommige van die polders
bestonden maar een paar jaar, andere overleefden »»n pioniersgeneratie en verdwenen
daarna voor altijd. Zo verging het ook dat ene kleine, vergeten eiland Orisant. De Nassaus gaven de
inpolderingen in West-Brabant en Zeeland in de vijftiende en de zestiende eeuw een grote stimulans.
Ook Willem van Oranje die in 1568 zijn vorken en lepels nog moest verkopen om een legertje
vrijbuiters te huren om Alva te bestrijden. Door toedoen van de voorouders van koningin Beatrix
zijn er in dit gebied heel wat dorpen die een Voorstraat kennen. Dat allemaal dankzij die ene
ontwerp-plattegrond die de stedenbouwers van de Nassaus hanteerden als er ergens in de nieuwe
polder een dorp moest komen. Ooltgensplaat, Klundert en Colijnsplaat zijn er voorbeelden van. De
geschiedenis van zuidwest-Nederland bestaat uit 2000 jaar landschapsvernieuwing, 1000 jaar door de
elementen, 1000 jaar door de mens. En nog altijd wordt er gewerkt aan de vormgeving van de
delta.
De mislukkingen.
Die waren er, door allerlei oorzaken,
natuurlijk ook. De ondergang van de Grote Waard, nu de Biesbosch, in 1421 is er een voorbeeld van.
Omdat Dordrecht en Geertruidenberg elkaar het licht in de ogen niet gunden en geld liever aan de
Hoekse en Kabeljauwse twisten besteden en dus aan hun legertjes en niet aan de dijken. En omdat
winstbeluste, kortzichtige lieden toestonden dat het veen werd afgegraven ter wille van turf- en
zoutproductie. Dardoor werden de dijken min of meer ondergraven. Een catastrofe was ook de
ondergang van Reimerswaal, een stad die al voor 1200 bestond en die op 5 november 1530 op een
steeds verder afbrokkelend eiland kwam te liggen. Door nieuwe overstromingen zakten de stadsmuren
omver. In 1631 trokken de meeste bewoners weg. In 1634 was er een publieke verkoping van de resten
van deze eens zo trotse stad. Dan is er het verlies van Saaftinghe door overstroming en
oorlogsgeweld. In 1584 liet Marnix van St Aldegonde, burgemeester van Antwerpen, de dijken van
Saaftinghe doorsteken om de stad te beschermen tegen de Spanjaarden. Aan deze dichter van het
Wilhelmus danken we nu een schitterend natuurgebied.
De vergeten eilanden
Neem Wulpen voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen, Stuivezand ten zuiden van Zuid-Beveland en
Bommenede, ten noorden van Brouwershaven, dat in 1684, 100 jaar na een moordend beleg door de
Spanjaarden (1575), aan het water werd teruggegeven. En Orisant, op de bodem van de Oosterschelde.
Orisant is de belangrijkste waterstaatkundige mislukking van de Nassaus. Maria van Nassau, de
oudste zuster van Willem van Oranje, stak er samen met haar broer Filips-Willem veel geld en
energie in. In 1598 toen de economie van de Lage Landen, ondanks de Tachtigjarige Oorlog, bloeide
financierde het duo de herdijking van Noord-Beveland (verdronken sinds 1530). Orisant lag als een
hoog opgewassen schor te lonken in de monding van de Oosterschelde. Er woonden alleen een paar
herders. Landmeters lieten zich naar het schor roeien en zetten een polder uit. In 1602 kwam het
dijkersleger. Pieter Stoffelsz van Mattemburgh organiseerde namens Maria van Nassau een verpachting
van de grond en zorgde voor een bestuur op het eiland. Hans van Damme werd er de eerste schout.
Pest, hongersnood, dijkvallen en dijkbreuken teisterden de pioniers van
Orisant. In 1609 hield de schout het voor gezien. Armlastig geworden, vluchtte hij naar Walcheren.
In 1625 keerde hij terug in Colijnsplaat. De tussenliggende jaren waren voor Orisant
één lange martelgang. Door dijk- en oevervallen en steeds opnieuw binnenwaarts
aanleggen van nieuwe dijken, werd het eiland steeds kleiner. Rond 1634 vertrokken de meeste
volhardende pachters. In 1639 stierf ex-schout Van Damme in Colijnsplaat. Hij sleet zijn laatste
jaren glansloos en in armoe; als hondenwachter in de kerk. Een paar maanden na zijn dood maakte de
zee, bijna achteloos, een einde aan het tragische bestaan van Orisant.
Het leven van Orisant
200 | De Oosterschelde is nog en smalle stroom die ergens ter hoogte van het huidige Burghsluis in zee uitmondt. Ten noorden van Colijnsplaat beschikken de Romeinen over de haven Ganuenta. Er staat een tempel gewijd aan de godin Nehalennia, ongeveer op de zuidoostelijke punt van het latere eiland Orisant. |
400 | De zee breekt door de duinengordel van de Zeeuwse delta. Er vormt zich een archipel van schorren en zandbanken. Vanuit hogere grond in Brabant en Vlaanderen komen herders het gebied in. De duinen van Schouwen blijven droog en bewoond. |
1100 | De eerste bedijkingen in Zeeland. |
1300 | Het eiland Orisant komt als de droogte Worighesant voor het eerst voor op oude kaarten. De droogte kleeft tegen Noord-Beveland aan. Dat is op dat moment een 'eiland' van met dijken aan elkaar geknoopte polders. Tussen Noord-Beveland en Worighesant loopt een smalle stroom: Het Fael. In die geul ligt een driehoekige zandplaat: de Vijsse. Later zal deze plaat zijn naam geven aan de grote kreek die dwars door het ingepolderde eiland Orisant loopt. In die tijd betreden de eerste herders Orisant. |
13 april 1361 | Margaretha van Moermond en Wouter van Heemskerck, adellijke grootgrondbezitters op Schouwen,nemen de schorren van Orisant over van hertog Albrecht van Beieren. Een paar dagen later besluiten enkele andere Zeeuwse edelen om met toestemming van Van Heemskerck en zijn vrouw de schorren van Orisant in te polderen. Van die hele onderneming komt niets terecht. |
24 mei 1408 |
Hertog Jan van Brabant, op dat moment bezitter van Orisant, doet dit onroerend goed over aan de Zeeuwse edelman Claes van Borsselen. En die doet er verder niks mee. |
1423 | Orisant wordt eigendom van Philips van Borsselen, een losbol die overal een spoor van schulden nalaat. |
1483 | Vanuit Vlaanderen en vanaf de Brabantse wal rukken de bedijkers op. In West-Brabant begint Engelbert II van Nassau met de bedijking van de polder Niervaart, het latere Klundert. |
1400-1500 | De Oosterschelde vreet een gat in de zuidwal van Schouwen-Duiveland. Tientallen dorpen en gehuchten verdwijnen spoorloos in het diepe. |
5 november 1530 | De eerste grote overstroming van de bloeiende stad Reimerswaal in het oostelijk deel van de Oosterschelde. De heer van Lodijke wil het water een haven uit laten schuren. Zijn dorp en zijn kasteel verdwijnen voor altijd in de donkere Oosterschelde: in het Gat van Lodijke. Ook Noord-Beveland gaat ten onder en blijft bijna zeventig jaar drijvend. |
1 november 1532 | Opnieuw overstroomt Reimerswaal en omgeving. |
12 januari 1551 | Derde overstroming van Reimerswaal. De laatste bewoners verlaten de stad. |
1581 | In Zierikzee tekent kaartenmaker Levien Ruta een van de eerst bekende kaarten van het 'herderseiland' Orisant |
1595 | Plannen om Noord-Beveland opnieuw te bedijken. |
1597 | Eerste plannen om Orisant in de polder, een initiatief van Maria van Nassau. |
1598 | Inpoldering van Noord-Beveland. |
11 juni 1601 | Een aantal potentiele investeerders laat zich naar Orisant roeien. |
143 november 1601 | De Staten van Zeeland geven toestemming om Orisant in te polderen. |
maart 1602 | De inpoldering van Oriant begint |
september 1602 |
Verpachting gronden op Orisant. |
20 november 1602 | De financiers drinken met projectleider Pieter Stoffelsz van Mattemburgh in het Nassaukasteel in Sint Maartensdijk een borrel op de goede afloop. |
1603 | Op Orisant heerst de pest. |
1604 | Verschillende dijk- en oevervallen op Orisant. |
1605 en 1606 | Herhaalde dijk-en oevervallen op Orisant. |
1608 | Pachter Jan Immertsz verliest een deel van zijn weiden bij een dijkval aan de noordkant van Orisant. Hongersnood op het eiland. |
1609 | De pachters op Orisant kunnen het eiland niet op eigen kracht droog houden. De toestand is uitzichtloos. Schout Hans van Damme vertrekt. Op het eiland blijven drie families achter. |
1610 | Jasper van Clootwijck, een telg uit een notabelengeslacht in Geertruidenberg wordt rentmeester van Noord-Beveland en van Orisant. |
april 1611 | Op Orisant wordt een inlaag buitengedijkt. Er gaat anderhalve hectare grond verloren. |
1614 | De akkers op Orisant liggen er overwoekerd en vervuild bij. Veel huizen zijn onbewoond en scheefgezakt. |
1620 | Nieuwe dijkvallen op Orisant |
1625 |
Hans van Damme, voorheen schout te Orisant, duikt weer op in Colijnsplaat. Hij trouwt er met Janneke Lievensz, mogelijk afkomstig uit Arnemuiden. |
17 oktober 1627 | In Breda sterft Pieter Stoffelsz van Mattemburgh, als rentmeester van de Nassaus was hij de 'projectontwikkelaar' die zowel Noord-Beveland als Orisant liet bedijken. |
1634 | Opnieuw verlaten de pachters Orisant. Ze voorzien dat het eiland niet te redden zal zijn. |
1637 | Van 742 gemeten die in 1602 zijn ingepolderd, zijn nog slechts 175 droog land over. |
2 juni 1639 | Hans van Damme wordt 'van den armen' begraven in Colijnsplaat. |
11 november 1639 | De dijken van Orisant breken. Het eiland is definitief verloren. |
1664 | De kronieken melden de aanwezigheid van enkele herders op de schorren van Orisant. |
1687 | Een ambtenaar van de provincie Zeeland beschrijft Orisant als een in zee liggende zandplaat. |
1700-1900 | De oude geul Het Fael tussen Orisant en Noord-Beveland schuurt uit tot een diepte van 10 tot 27 meter. De plaat aan de noordkant, voorheen Orisant, heet nu de Vuilbaard. |
14 april 1970 | De Thoolse visser K. J. Bout haalt met de netten van zijn garnalenkotter TH 6 Johanna Cornelia bij boei 10 van de Schaar van Colijnsplaat twee Nehalennia-altaren boven. Boei 10 ligt op de zuidoostelijke punt van het vroegere Orisant. |
juni 2000 | Duikers vinden in de Schaar van Colijnsplaat resten van Romeinse bebouwing. |
Lijst van oude dorpen en gehuchten in Zeeuws-Vlaanderenen Beveland
Axel | Overstroomd in 1606 en 1808, maar direct op dezelfde plaats herbouwd. |
Herkesteyn | Verdronken en/of verbrande nederzetting met kasteel op Schouwen-Duiveland. |
Orisant | Eiland in de Oosterschelde. Ingepolderd in 1602, verdronken in 1639. Het dorp Orisant lag aan de zuidkant van het eiland op de linkeroever van de afgedamde kreek de Vijsse. |
Oudeman (ook Waterland) |
Verdronken dorp in de Oudemanspolder bij voorheen de gemeente IJzendijke. Verdween rond 1500. |
Ouderdinge | Verdronken dorp in het Land van Reimerswaal. Ouderinge lag ten noordoosten van Rilland. Het dorp werd voor het eerst genoemd in 1288. De kerk van Ouderdinge was gewijd aan St Jacobus en aan de Heilige Maagd. Ouderdinge verdronk in 1530. |
Oud-Arnemuiden (2 keer) | Het dorp Arnemuiden komt in 1223 voor het eerst in geschreven bronnen voor. Volgens en stuk uit 1288 wilde Floris V het dorp stadsrechten geven, maar zover is het nooit gekomen. Omdat de stroom de Arne steeds westelijker kwam te liggen raakte het dorp bedreigd. Het werd rond 1440 door het water verzwolgen. Ongeveer twintig jaar bestond er een tweede Arnemuiden. Ook dat verdween in het water. In 1462 ontstond het derde en definitieve Arnemuiden. |
Oud-Bath | Lag enige kilometers oostelijk van het huidige Bath. Het verdronk in 1552 |
Oud-Breskens | In 1510 werd de Groot-Breskenspolder bedijkt. Daar groeide tussen 1515 en 1585 een woonkern rond een kerk die gewijd was aan de Heilige Barbara. In 1585 verdronk het eerste Breskens door een inundatie die veroorzaakt werd door de bewoners van het nabij gelegen Groede. Pas in 1610 kwam het huidige Breskens tot ontwikkeling. |
Oud-Domburg |
Nederzetting die iets westelijk van het huidige Domburg lag. Door landinwaarts wandelende duinen is Oud-Domburg, ook wel Romeins Domburg genoemd, onder de duinen gewaaid en deels in zee terechtgekomen. |
Oud-Everinge |
Verdronken dorp ten westen van Ellewoutsdijk, in 1288 genoemd in de rekeningen van het bisdom Utrecht. De juiste ligging is niet bekend. Het dorp verdween tussen 1450 en 1500 in de Westerschelde. |
Oud-Geersdijk |
Dit dorp op Noord-Beveland was in 1216 een zelfstandige parochie. Het dorp verdween tijdens de vloeden van 1530 en 1532 in de golven. In de buurt van het verdronken dorp groeide na de inpoldering van Noord-Beveland in 1598 een nieuw Geersdijk. |
Oud-Graauw | In 1170 is het dorp Graauw in Zeeuws-Vlaanderen eigendom van de abdij van ter Duinen in Vlaanderen. Het dorp verdwijnt tijdens overstromingen in de zestiende eeuw. Een nieuw Graauw ontwikkelt zich na de bedijking van de nieuwe Melopolder in 1682. |
Oud-Hamerstee |
Verdronken dorp op Noord-Beveland. Het lag ten noorden van het huidige Kats. De kerk van Oud-Hamerstee werd in 1304 buitengedijkt en verdween in de Oosterschelde. Overblijfselen van Oud-Hamerstee kunnen nog op de schorren ten noorden van Kats worden aangetroffen. (wapen komt voor in Smallegange) |
Oud-Kats |
Subburchdijk heette het
dorp dat we nu als Kats kennen. In 1530 ging het dorp ten onder. De kerk van het dorp was
verantwoording schuldig aan de kerk van West-Souburg. Vandaar de naam Subburchdijk. In 1598 bij de
herdijking van Noord-Beveland ontstond iets ten noorden van het verdronken dorp het huidige
Kats. |
Oud-Kortgene |
Deze stad vinden we in 1247 voor het eerst in de archieven. De stormvloeden van 1530 en 1532 waren teveel voor Oud-Kortgene. Pas in 1684 werd het gebied herdijkt en ontstond het huidige Kortgene. |
Oud-Krabbendijke |
Hendrik van Schoten, heer van Breda deed in zijn tijd, de twaalfde eeuw, al in onroerend goed. Ten noorden van het huidige Krabbendijke op Zuid-Beveland bezat hij een verlaten schorrengebied. Dat deed hij in 1187 met een gul gebaar cadeau aan de abdij van Ter Doest in Brugge. De monniken, nijvere lieden, bedijkten het schor en stichtten er twee grote boerderijen. Daar groeide een klein dorp. De St.-Felixvloed van 5 november 1530 bleek de monniken te machtig. Krabbendijke ging ten onder. In 1595 werd na herdijking en nieuw Krabbendijke gesticht. |
Oud-Othene |
Dorpje oostelijk van Terneuzen. Het wordt in 1160 voor het eerst genoemd. Het dorp is in 1586 ten onder gegaan. |
Oud-Rilland |
De abdij van Nijvel moet in 980 al
bezittingen in Rilland hebben gehad. Tot de dertiende eeuw was Rilland een eiland. Bij Rilland,
aan de over van de Westerschelde stond een tol. Rillans ging in 1530 ten onder. |
Oud-Schoondijke |
Dit dorp wordt in 1246 voor het eerst genoemd als Sconendica. Tussen 1585 en 1587 kwam dit oude Schoondijke door oorlogshandelingen onder water te staan. Het dorp zou gelegen hebben op de plek van het oude kerkhof bij het huidige Schoondijke. Het nieuwe Schoondijke werd in 1652 gesticht volgens een strak geometrisch grondplan. |
Oud-Stavenisse |
De parochie Stavenisse wordt al in 1223 genoemd. De kerk was gewijd aan St. Maarten. In 1304 werd Stavenisse overstroomd. Na herdijking verdween het dorp in 1509 opnieuw in de golven. Het duurde tot 1599 eer een nieuwe inpoldering plaatsvond. Pas toen werd het huidige Stavenisse, geheel projectmatig, gesticht. Dit nieuwe Stavenisse is een voorstraatdorp. Zoals in soortgelijke dorpen in Zeeland en West-Brabant loopt de Voorstraat er van de kerk naar de haven. |
Oud-IJzendijke |
Verdronken stad in de Braakman. Oud-IJzendijke komt al in 1046 in de archieven voor. Het kreeg in 1127 stadsrechten. Het eerste IJzendijke ging in 1404 ten onder. In 1587 liet de Spaanse veldheer Parma twee kilometer ten zuidwesten van het oude IJzendijke een schans met vier bolwerken bouwen. Dat werd het begin van het IJzendijke zoals we dat nu nog kennen. Gesticht door de Spanjaarden, dus. |
Oud-Westenschouwen | Dit dorp heette aanvankelijk Paalvoetseinde. Het lag aan een kreek in een opening van de duinen op Schouwen. Oeverafslag tastte de beschermende duingordel aan. Oud-Westenschouwen verdween aan het eind van de vijftiende eeuw onder de zeespiegel. |
Oud-Westkapelle |
Verdronken handelsnederzetting die door oeverafslag in zee terechtgekomen is. In 1696 schreef M. Smallegange dat het oude Westkapelle al "meerdere eeuwen" in zee ligt en dat men "daar dagelijks den vis vangende is." Geschiedschrijvers meldden dat het oude Westkapelle in 1368 en 1377 overstroomde. De kerk van het oude Westkapelle moest in 1458 worden afgebroken omdat de ze de fundering naderde. Bij Westkapelle vond men in 1514 en altaar dat zowel aan de Germaanse god Magusanus als aan de Romeinse god Hercules gewijd was. |
Oud-Wissenkerke (I) |
Als zelfstandige parochie wordt
Wissenkerke op Noord-Beveland al in 1242 genoemd |
Oud-Wissenkerke (II) |
Ook het tweede Wissenkerke ging door het water ten onder. Het overstroomde tijdens de stormvloed van 1530. De toren van het oude Wissenkerke bleef nog lange tijd overeind staan. In de volksmond heette dit restant de Plompe of Kamperlandse toren. De Torenpolder dankt er zijn naam aan. In 1755 werd de bouwval opgeruimd. In 1774 werd er bij de Torenhoeve een gedenksteen geplaatst die herinnert aan de toren. |
Pakinge (ook St.- Laurenskerke) |
Dorp ten noordwesten van Hoek in Zeeuws-Vlaanderen tussen twee andere verdronken dorpen: Wevelswale en Vremdijke. Van Pakinge weten we dat er, behalve huizen of hutten, ook twee schaapskooien hebben gestaan. Pakinge ging in 1214 ten onder in de golven van de Braakman. Na die tijd staat Pakinge als pro memorie in de boeken. |
Peerboom |
Verdronken dorp in de Braakman. Peerboom lag ten zuiden van Sluiskil. De eerste vermelding dateert uit 1250. De Vlaamse abdij van Ter Duinen had er in 1240 een uithof, en grote boerderij. Aan deze uithof was ook een hospitaal verbonden. Oorlogsgeweld bezegelde het lot van het dorp Peerboom. In 1488 voerde Maximiliaan van Oostenrijk een oorlog in het huidige Zeeuws-Vlaanderen. Peerboom moest verlaten worden vanwege inundaties. De stormvloed van 1493 bezegelde het lot van Peerboom. |
Pelkem | Niet nader te lokaliseren parochie bij IJzendijke (Archief St.-Janshospitaal te Brugge). |
Poppendijke |
Gehucht in het Verdronken Land van Reimerswaal. |
Reimerswaal |
Het verdronken Reimerswaal was destijds de derde stad van Zeeland. Het verdronk in 1530 en ging in 1634 definitief ten onder. |
Remboudsdorpe |
Een van de vier verdronken dorpen van het vrij dichtbevolkte eiland Wulpen. Remboudsdorpe ging voor 1345 verloren. |
Rengerskerke |
Verdwenen en verdronken dorp in het Zuidland van Schouwen. Bij Rengerskerke stond het in 1479 gestichte klooster van de Regulieren van Bethlehem, behorend tot de congregatie van Sion. Niet lang, de Oosterschelde rukte op. De kanunniken moesten in 1486 al verhuizen. In 1662 was het dorp totaal verdwenen. |
Risinge |
Gehucht op het voormalige eiland Borssele. Verdronken tijdens de stormvloeden van 1530 en 1532. |
Rodee |
De buurtschap lag enkele honderden meters westelijk van het havenhoofd van Zierikzee. De laatste woningen van Rodee werden in 1642 afgebroken. Kort daarop sloot het water van de Oosterschelde zich boven dit dorpje. |
Runckendorp |
Verdwenen en verdronken dorp ten zuidwesten van Schoondijke. Rond 1150 stroomde in West-Zeeuws-Vlaanderen in het gebied tussen Schoondijk en Oostburg het riviertje Rusgefleta. In die jaren kocht de Gentse abdij van St.-Pieters grond langs de Rusgefleta. Het ging om landbouwgrond en om moergrond. De abdij organiseerde er het kerkelijk bestuur in een proosdij. |
Saeftinghe | De stad Saeftinghe ging lag bij het kasteel van Saeftinghe. Het ging in 1214 al een keer bij een hoge vloed ten onder. De oudste melding over Saeftinghe is een oorkonde uit 821 van Lodewijk de Vrome van Frankrijk. Hij bevestigt met dat stuk zijn bezit. Na een verwoestende overstroming in 1334 verviel Saeftinghe tot een dorp. Het kasteel van Saeftinghe werd in het begin van de zestiende eeuw door de Antwerpenaren verwoest. Rond 1930 zag Gustaaf de Maaijer (Staf de Sterke) uit Nieuw-Namen de fundamenten van het kasteel bij eb nog boven water komen. |
Scaltheim |
Mysterieuze nederzetting uit de negende eeuw. Lag voor de kust van Schouwen. In zee verdwenen door het terugtrekken van de kust. |
Schoneveld (Sconeveld) |
In de monding van de Westerschelde lagen in de Middeleeuwen een aantal eilanden. Een ervan was Schoneveld. In de tijd dat Gwijde van Dampierre graaf van Vlaanderen was, 1278-1305, moet er een dorpje en zelfs een buitenplaats hebben gelegen. De stormvloed van 1375 brak de dijken van Schoneveld. Het raakte overstroomd en komt daarna niet meer in de bronnen voor. De zandbank die nu op de plaats van het eiland ligt, heet nog altijd de Schoneveldbank. |
Schoudee |
Dorp in het westelijk deel van het Verdronken Land van Reimerswaal. Ondergegaan in 1530-1532. |
Simonskerke |
Voor 1500 verdronken dorp aan de zuidkust van Schouwen |
St.-Catharina (ook St.-Cathelijne) |
Verdronken dorp bij het huidige Oostburg. Het dorp lag aan de zuidzijde van het water dat we nu kennen als het Grote Gat. De Gentse St.- Pietersabdij inde er belastingen. Tijdens de stormvloed van 1375/1376 verdween het dorp onder water. Het herstelde zich en de kerk werd rond 1400 weer herbouwd. Het dorp verdween in 1583. Het gebied waar het dorp zich ooit bevond, heet nu de Cathalijnepolder. In 1962 werden bij werkzaamheden resten van de kerk en van huizen in de grond aangetroffen. |
St.-Christoffelskapelle |
Kleine nederzetting in de Yevenpolder in Zeeuws-Vlaanderen. Het lag in de buurt van Gaternesse. De Yevenpolder verdronk eind zestiende eeuw. Toen verdween ook St.- Christoffelskapelle. |
St.-Jacobskerke | Voor 1500 aan Oosterschelde prijsgegeven dorp in het gebied Zuidland op Schouwen. |
St.-Janscapelle | Het dorp St.-Janscapelle lag rond 1300 ten westen van Sas van Gent. Uit opgravingen in 1979 bleek dat het een welvarende gemeenschap geweest moest zijn. Het dorp verdween door en overstroming in 1488. |
St.-Jooskapel |
Verdronken gehucht in het land van Reimerswaal. St.-Jooskapel ging in 1530 ten onder. |
St.-Katherijnekerke |
Verdronken dorp en parochie op het voormalige eiland van Borssele. De kerk stond er al voor 1275. De stormvloeden van 1530 en 1532 betekenden de ondergang van St. Katherijnekerke. |
St.-Kruispolder |
Verdronken parochiedorp bij Aardenburg. Het ging in 1375/1376 ten onder. |
St.-Lambert-Wulpen |
Dorp op het eiland Wulpen. Het eiland lag voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen. Het eiland Wulpen telde vier dorpen. Het had een eigen hospitaal. In 1292 werd het aangeduid als: "Sancte Marie in Wlpis." Wulpen werd voortdurend door stormen en overstromingen bedreigd. In 1516 was St.-Lambert-Wulpen het laatste dorp van het eiland dat door de zee werd verwoest. |
St.-Laurenskerke | Verdronken dorp in de Braakman |
St.-Nicolaas in Varne (Vaerne of Langaardenburg) |
Een oud stadje in het grensgebied
van Zeeuws-Vlaanderen en Belgie. St.-Nicolaas in Varne beschikte in 1252 zelfs over een eigen
schepenbank. |
St.-Trooye | Verdronk nederzetting op Zuid-Beveland |
Slepeldamme |
Gehucht op voormalig havenhoofd van Aardenburg. Er lag en sluis. Ook was er een tolkantoor voor de scheepvaart van en naar Aardenburg. Via Slepeldamme werd veel vee en graan aangevoerd uit Holland en Zeeland. In 1280 promoveerde Slepeldamme tot tolkantoor van Damme. Het dorpje ging door inundaties in 1583 en 1604 voorgoed verloren |
Soetelingkercke (ook Soelekerke, Zoelenkerke, waarschijnlijk ook Soeke) |
Verdronken dorp op Noord-Beveland. De kerk dateerde er uit 1206. Het dorp Soetelingkerke lag in het zuidwesten van het oude Noord-Beveland. Dat verdronk in 1530 en 1532. Na herdijking werd het gebied van Soetelingkercke bij Wissenkerke gevoegd. |
Stampaert |
Dorp in het Verdronken Land van Saeftinghe |
Stardijk |
Verdronken nederzetting in Zeeuws-Vlaanderen, rond 1300. Het gehucht Stardijk lag in de buurt van Boterzande in de huidige Braakman. |
Steelant |
Dorp ten zuidwesten van Terneuzen, richting Sluiskil. Het was in 1199 een parochie. De kerk behoorde aan het kapittel van St.-Salvator te Utrecht. Steeland telde in 1469 95 woningen. Het dorp liep in de veertiende eeuw onder water en verdween in 1488 definitief in de oprukkende Braakman. |
Steelvliet |
Dorp in het Verdronken Land van Reimerswaal. Het ging bij de vloeden van 1530 en 1532 ten onder. |
Stuivezand |
Verdronken dorp en parochie ten zuiden van Baarland. Stuivezand werd tussen 1370 en 1375 bedijkt in opdracht van de Hollandse graaf Willem V. Omdat de geulen van de Westerschelde die toen nog de Honte heette, meer en meer tegen de Bevelandse wal drukte, kreeg Stuivezand met veel dijkdoorbraken te maken. In 1525 werd de Dierik, een stroomgeul tussen Stuivezand en het vasteland van Zuid-Beveland, afgedamd. De bewoners van Stuivezand konden nu te voet naar het land van Borssele en Baarland. Dat deden ze ook. En de meesten kwamen niet meer terug. Zeker niet na de vloeden van 1532, 1552 en 1570. Overstromingen maakten het eiland steeds kleiner. Het laatste stukje Stuivezand verdween in het begin van de zeventiende eeuw definitief onder water. |
Sypenesse | Vermoedelijk verdronken heerlijkheid bij Tholen. Het wapen van Sypenesse komt voor op de wapenkaart van M. Smallegange in diens Nieuwe Cronyck van Zeeland(1696) |
Ten Hamer |
Dorp tussen Biervliet en IJzendijke. De parochie Ten Hamer wordt in 1194 voor het eerst vermeld. Veel grond in de omgeving van het dorp was eigendom van graaf Boudewijn IX van Vlaanderen. Die bemoeide zich er niet echt mee. Hij hield van warmer streken, nam deel aan de vierde Kruistocht en werd keizer van Constantinopel. Hij werd op terugreis gevangen genomen door de Bulgaren. Zijn broer Hendrik volgde hem op. Hij gebruikte de bewoners van Ten Hamer als eigendomsverzekering. Zo boerden bij Ten Hamer Walter van Monnickenwerve en de gebroeders Jacob en Boudewijn van IJzendijke. Ze hadden er grond in leen. Dat schepte wel verplichtingen. De bewoners van Ten Hamer moesten zijn eigendommen van heer Hendrik bewaken. In geval van nood waren ze gedwongen om als dorpsmilitie gewapend met hem op te rukken. Daar stond weinig tegenover. Zo kreeg het dorp geen eigen rechtspraak in de vorm van een schepenbank. Het simpele dorp Ten Hamer ging ten onder tijdens de stormvloed van 1375/1376 |
Ter Hoole |
Gehucht in het Land van Saeftinghe. Ter Hoole lag in de buurt van het eveneens verdronken dorp Weele. |
Ter Piet |
Gehucht of
dorp in Zeeuws-Vlaanderen. Ter Piet lag ten noorden van Biervliet. Het gebied rond Ter Piet kwam
in 1242 in bezit van de St.-Pietersabdij. De bewoners van Ter Piet waren kleine boeren. Ze
specialiseerden zich in het verbouwen van tarwe en meekrap. Elk jaar moest ze belasting,
grondcijns, afdragen aan de grondeigenaren in Gent. Een deel van dat geld kwam ten goede aan de
plaatselijke pastoor en diens koster. Uit de archieven blijkt dat het boeren van Ter Piet niet
altijd meezat. Regelmatig konden ze hun grondcijns niet volledig betalen. De abt van de St.-Pieter
stuurde dan onmiddellijk een bode te paard naar Biervliet. Die bereden deurwaarder moest er voor
zorgen dat het volk van Ter Piet tot de laatste penning betaalde. |
Tewijk (ook Tevewijc Thevic, Tewic, Tevicambacht) |
Verdronken dorp op het voormalige eiland Borssele. Het dorp lag ten noorden van het dorp Monster, het tegenwoordige Borssele. Tewijk wordt al voor 1275 als parochie genoemd. De kerk was gewijd aan Johannes de Doper. Overblijfselen van Tewijk zijn teruggevonden op de grens van Borsselepolder en de Nieuw-Westkraaijertpolder. |
Tolsende (ook Tolseynde, Totelsende, Tholsende) |
Dorp in het Verdronken land van Reimerswaal. Het dorp Tolsende ontstond in een twaalfde eeuwse bedijking ten oosten van Yerseke. Tolsende wordt voor het eerst genoemd in 1275. Stormvloeden gingen er regelmatig tekeer. In 1439 is Tolsende als onroerend goed van symbolische waarde geworden. Het staat te boek als een verloren ambacht. Na herdijking verdween het dorp definitief tijdens de vloeden van 1530 en 1532. In 1656 en 1669 zijn kleine stukken van het verdronken Tolsende herdijkt en bij Kruiningen en Yerseke gevoegd. De naam leeft nog altijd voort in de Olzendepolder ten zuiden van Yerseke. |
Triniteit |
Maria van Artois, de weduwe van
graaf Jan van Namen stichtte op 19 september 1336 het dorp Triniteit ten zuiden van Terneuzen. Ze
beloofde aan Jan van Diest, de bisschop van Utrecht dat driekwart van de plaatselijke
belastingopbrengsten naar de pastoor zouden gaan, Een kwart was bestemd voor de inrichting en het
onderhoud van een hospitaal. De bisschop vond het prima. Hij wilde de kerk wel inwijden. Of de
adellijke Maria dan maar een bijdrage wilde leveren aan de bouw van de kerk. Haar zoon Willem had
ook een eis: hij wilde voor hem en zijn opvolgers het erfrecht om pastoors te mogen benoemen. De
bisschop deed er niet moeilijk over. |
Tubendic | Vermeld in 1025. In dat jaar verkreeg de St.-Pietersabdij het gehucht Tubendic in de buurt van Oostburg. Tubendic is de oudste dijknaam in West-Zeeuws-Vlaanderen |
Valkenisse | Valkenisse lag ten zuidoosten van Waarde. De kerk van Valkenisse werd in 1233 gewijd en behoorde tot het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Valkenisse verdween in 1682 in de Westerschelde. |
Vinkenisse |
Voormalig dorp op Zuid-Beveland. In Vinkenisse stond een kapel die gewijd was aan St.- Cornelis.Vinkenisse door de vloed van 1 november 1530 verzwolgen. Vinkenisse ligt in de Westerschelde ten zuiden van de Zimmermanpolder bij Waarde. |
Vinninge | Verdronken dorp ten zuiden van Biezelinge in de Westerschelde. Vinninge lag op het voormalige eiland Baarland. De kerk van Vinninge was gewijd aan de Heilige Maria. Vinkenisse was destijds tot in Rome bekend, want het wordt in 1216 genoemd in een pauselijke oorkonde. Vinninge is waarschijnlijk door de vloed van 1530 ten onder gegaan. |
Vliete (ook Nyenvliet) |
Het dorpje Vliete was bekend als vissersplaats. Vliete lag ten westen van Wijtvliet op Noord-Beveland. Er stond een St.-Catherinakapel. Volgens Reygersbergh heeft er ook een kasteel gestaan. Vliete verdronk in 1530. |
Vremdijke (ook Vroondijk, Vremdic, Frondic, Vrandic) |
In 1114 had de Gentse abdij van St.- Pieter al onroerend goed in Vremdijke. De kerk van Vremdijke was gewijd aan St.-Basilius.Door stormvloeden in de veertiende en de vijftiende eeuw verdwenen veel landerijen in de Braakman. Ook Vremdijke ging in1488 ten onder. Een paar jaar later werd er, na een herdijking een nieuw Vremdijke gesticht (1515). In 1579 bekeerde pastoor Michael Struv van Vremdijke zich tot het protestantse geloof. Dat ging hem niet helemaal glad af. Bij een onderzoek bleek dat de ex-pastoor niet goed thuis was in de rituelen van de nieuwe leer. Hij werd op cursus gestuurd naar het strengcalvinistische Gent. De ouderlingen van Vremdijke vroegen om een nieuwe predikant. Dat werd Lieven Koene. Na 1590, toen prins Maurits Zeeuws-Vlaanderen had veroverd, werd de regio een soort missiegebied. Vremdijke, Terneuzen en Biervliet kregen samen een predikant. Om van Terneuzen naar Biervliet te raken moest hij achter om de Braakman reizen, via Philippine. In 1592 was die predikant Johannes Bollius, een in Gent getrainde predikant. Hij woonde in Vremdijke. Tijdens een stormvloed in de nacht van 25 op 26 november 1601 brak de Braakman opnieuw door de dijken heen. Het dorp Vremdijke overstroomde. Veel inwoners verdronken. Dominee Bollius overleefde de nachtelijke catastrofe. Hij vluchtte landinwaarts op zoek naar een droge plek. Hij kwam in het nog nieuwe Mauritsfort terecht. Hij bouwde daar al snel een nieuwe kerk en organiseerde er de gemeente Hoek. |
Waterdunen |
Waterdunen is een van de meest mysterieuze stadjes uit de Zeeuwse geschiedenis. Het moet op een eiland in de monding van de Westerschelde gelegen hebben. Dat eiland lag tussen de eilanden Wulpen en Koezand, voor de kust van het huidige Zeeuws-Vlaanderen. Uit oude belastingarchieven blijkt dat Waterdunen van redelijk grote omvang was. Waterdunen betaalde meer belasting dan IJzendijke en Biervliet. Volgens de annalen is Waterdunen in 1357 door de zee verzwolgen. Nadien zou er, na herdijking, op het eiland opnieuw een parochie zijn gesticht. Dit tweede Waterdunen verdween op het eind van de vijftiende eeuw in de golven van de Noordzee. |
Weele |
Verdronken dorp op Noord-Beveland. Weele lag ten noorden van Wissenkerke. Het wordt voor het eerst in 1395 vermeld. De kerk van Weele behoorde tot het kapittel van St.- Pieter in Utrecht. Het dorp ging tijdens de stormvloed van 1530 ten onder. Het gebied van het vroeger Weele is na herdijking bij Wissenkerke gevoegd en ligt nu in de Torenpolder. |
Welle |
Verdronken dorp op Noord-Beveland. De kerk van Welle was al in 1162 in bezit van de abdij van Middelburg. Welle verdronk in 1530. Na de herdijking van Noord-Beveland in 1598 is het gebied van Welle bij Colijnsplaat gevoegd. |
Weldamme |
Na 1600 in Oosterschelde verzonken dorpje bij Zierikzee. |
Welland |
Nederzetting en kasteel bij Noordwelle op Schouwen-Duiveland. Door overstromingen in 1421 en 1424 vernield en verdwenen. |
Westende | Een van de vier verdronken dorpen op het eiland Wulpen, verdween rond 1570 |
Westkerke (1) (ook Raaskerke) |
Verdronken dorp op het voormalige eiland van Borssele. Westkerke ging tijdens de stormvloed van 1530 ten onder. Het dorp ligt in de Westerschelde ten zuidwesten van Borssele. |
Westkerke (2) |
Verdronken dorp ten westen van Oud-Sabbinge op het toenmalige
eiland Wolphaartsdijk. |
Westkerke (3) |
Verdronken dorp in het Zuidland van Schouwen. Dit Westkerke lang ten zuiden van de Coudekerke, dus zuid van de huidige Plompe Toren die in de Oosterscheldedijk staat. |
Wevelswale |
Kustdorp aan de Westerschelde ten noorden van Hoek in Zeeuws-Vlaanderen. De St.-Baafsabdij te Gent had een boerderij in Wevelswale. Het dorp wordt voor het eerst in 1170 genoemd. Het werd beschermd door de Monniksdijk. Wevelswale lag in de monding van de huidige Braakman, ongeveer waar nu de Braakmanhaven ligt, westelijk van de Nieuw-Neuzenpolder (Dow Chemical). Een rijke boer, en zekere Arnoldus van Evergem mocht rond 1170 belasting innen in Wevelswale. Dat gebeurde naar gewoonte in natura. Een probleem, want Arnoldus had problemen met het vervoer van zijn ontvangen belasting, de tienden, naar zijn ver zuidelijk gelegen hoeve bij Evergem. Dus ruilde hij het recht op tiendheffing in Wevelswale met de grootgrondbezitters van de Gentse St.- Baafsabdij. Hij kreeg er een tiend bij Evergem voor terug. Een andere boer in Wevelswale was Dirk Cleyland. Hij bezat er rond 1268 een ridderhofstede. Wevelswale verdronk in 1375/1376 in de Braakman. |
Willemskerke | Verdronken dorp in de Braakman |
Wiksdorp |
Verdwenen dorp ten noorden van Braasdorp in de Poel |
Wolfertsdorp |
Verdronken dorp op het voormalige eiland Borssele. De eerste vermelding van Wolfertsdorp dateert uit 1353. Het lag ten zuidoosten van Monster, het tegenwoordige Borssele. Kort na de stormvloed van 1530 werd het dorp als "geheel weggeschuert" vermeld. |
Yersekeroord |
Nederzetting in het Land van Reimerswaal. Waar de Schelde ter hoogte van Bergen op Zoom een bocht naar het westen maakte stond het tolhuis van Yersekeroord. Op oude kaarten wordt het als een stenen burcht aangegeven. Yersekeroord verdronk tijdens de stormvloeden van 1530 en 1532. |
Zuidkerke |
Zuidkerke was het belangrijkste
dorp van Zuidland, het gebied aan de zuidkant van Schouwen dat aan het eind van de Middeleeuwen
door de agressieve Oosterschelde werd weggevreten. |
Zwartewale(ook Swartewaal, Swartewiel) |
Gehucht in het Land van Reimerswaal. Het lag tussen Duvenee en Nieuwkerke Zwartewale verdronk tijdens de vloeden van 1530 en 1532. |
Vlag van Zeeland | Wapen van Zeeland |
Wapen van Terneuzen | Wapen van Borssele | Wapen van 's-Gravenpolder |
Wapen van Krabbendijke | Wapen van Schore | |
Provincie Zeeland (ca 1865)
Provincie Zeeland (ca 1658)
Nederland (ca 1600)
Zeeuwsch Volkslied
Geen dierder plek voor ons op aard,
Het land, dat fier zijn zonen
prijst,
Gij Zeeland, zijt ons
eigen land, |
Zeeuws-Vlaams Volkslied
Waar eens 't gekrijsch der
meeuwen, Refrein:
Van
d'Ee tot Hontenisse,
Waar eens de zeeën braken Refrein.
Daar klappen rappe tongen Refrein.
Daar werd de oude zede Refrein.
De worstelstrijd met Spanje Refrein. |
Het Neuzenlied
Waar der Schelde zwaarste golven,
Refrein:
Refrein.
Grijpen ooit wel vreemde handen, Refrein. |